Voor u spontaan ’tiediedediedie’ begint te zingen, we hebben de mosterd bij de Germanen gehaald. De god van de donder heet Thor, en ik heb dat altijd een mooie naam gevonden. Hij kwam niet in aanmerking voor één van de zonen, omdat dat niet goed bekt met de achternaam Roels. Vraag maar aan nonkel Peter. Maar poezen hebben geen achternaam en we vinden dat het ook nog past bij Findus en Joske. Marthe en Lena waren direct verkocht, Cas had een lichte voorkeur voor Jules, maar we hanteren ook hier een democratisch stelsel, dus het werd Thor, ook al is het voorlopig nog een klein Thorke.
Dat het grijze katertje bij ons mag blijven wonen staat vast, maar hoe dat poesje vanaf nu moet aangesproken worden, daar zijn we nog niet uit. Het is natuurlijk ook niet eenvoudig. Het moet bij Findus en Joske passen, het mag niet te lang zijn, liefst origineel [Eugène is al in gebruik bij de overburen, dju toch], maar ook niet te moeilijk voor de kinderen. Etienne valt dus af. Net zoals al die typische poezennamen à la pluisje, grijsje, minoes, poesie en felix.
Telkens als we een nieuwe kanshebber bedenken, schrijven we de naam op de doos waar Joske met haar kroost in ligt. Een greep uit het voorlopige aanbod: Tuur, Titus, Otto, Tos, Juul, Rover, Roef en Jeff. Vanmorgen had Marthe er nog een nieuwe bij: Bibberke. Ze had een poesje vast dat nogal bibberde in haar hand en vond dat een gepaste naam. Lena is trouwens ook creatief met woorden de laatste tijd. Volgens haar ‘mijanken’ de poesjes soms.
Vorige week bracht de postbode ‘Dieren eten’ van Jonathan Safran Foer. Op de achterflap springt een uitspraak van J.M. Coetzee in het oog: “Wie na het lezen van Dieren eten deze producten nog consumeert is of harteloos of ongevoelig voor de rede, of beide.” Deze boutade leek mij vooral bedoeld om de lezer nieuwsgierig te maken. Maar ik was natuurlijk gewaarschuwd. Een vriend die enkel kip en vis eet, durft het boek voorlopig niet te lezen, uit schrik dat hij daarna ook daar geen zin meer zal in hebben. En terecht.
Tijdens het lezen dacht ik af en toe: Damn you, Jonathan Safran Foer, nu kan ik nooit meer ongecompliceerd genieten van een stuk vlees of vis. Ik kan nooit meer doen alsof ik niet weet welke gevolgen dieren eten heeft. En ik wist ook meteen dat ik dat niet zonder slag of stoot verkocht zou krijgen aan de andere tafelgenoten hier ten huize, vooral Geert dan.
Foer stelde zichzelf de vraag waarom we vlees eten en of we ook nog vlees zouden eten als we wisten hoe het op ons bord kwam. Voor hij dit boek schreef was hij afwisselend vegetariër en vleeseter, maar met de komst van zijn eerste zoon wou hij weten hoe het er in de vleesindustrie aan toe gaat om een verantwoorde voedselkeuze voor zijn kinderen te kunnen maken. Onbevangen gaat hij drie jaar lang op onderzoek en laat zowel voor- als tegenstanders aan het woord. Vooral de contra-argumenten zijn talrijk en beresterk. Vanuit ethische, ecologische, economische zowel als gezondheidsoverwegingen is het onverantwoord vlees te eten, aldus de auteur.
Let op, niet iedereen hoeft van mij nu op stel en sprong vegetariër te worden. Maar in plaats van elke dag uit gewoonte een lap vlees op je bord te leggen, zou het niet slecht zijn om daar wat vaker stil bij te staan. Waarom geen sunday meatday in plaats van donderdag veggiedag? Iedere dag veggie en heel af en toe eens met? Maar ik word hierin wat tegengewerkt door manlief. Ja, als het boek iets doet, dan is het zeker controverse opwekken. Het heeft de discussie hier in ieder geval serieus aangewakkerd. Geert wijst me er fijntjes op dat het een Amerikaanse auteur is die de situatie aldaar beschrijft. Hij denkt dat de vleesindustrie in Europa beter gereglementeerd en gecontroleerd is. Ik hoop het, maar ik vrees dat dat misschien naïef is. Bovendien haalt hij aan dat ook groenten en fruit vol chemische brol zitten en dat je niets meer zou willen eten als je alles zou weten. Ik vind dat een rare redenering. Is het omdat drinken ook ongezond is dat je niet moet stoppen met roken? Ik spits me teveel toe op vlees en vis als grote boosdoeners omdat ik nu toevallig dat boek gelezen heb, aldus Geert. Maar hij heeft het niet gelezen en koppig als hij is zal hij dat ook niet willen doen, vrees ik. Of is het omdat hij gewoon niet graag leest? De zin in vlees zou hem nochtans snel vergaan.
Eén troef heb ik alvast in handen. Zolang ik kok van dienst ben, bepaal ik wat er op het bord komt. En voorlopig mort het volk nog niet.
Na amper tien dagen hebben we voor alledrie de poesjes al een liefdevol adoptiegezin geregeld. Nummer vier blijft gezellig bij ons. Gelukkig moeten ze allemaal nog minstens zes weken bij ons blijven, want ook wij zijn al helemaal verkocht, verknocht zelfs, aan die donzige diertjes in de doos. Zo klein en al duidelijke karakters. En Joske die zich als een volleerde mama over haar kroost ontfermt, ja, we zijn daar eigenlijk wel wat fier op!
Toch ongelofelijk hoe zo’n jong diertje zich zo snel thuisvoelt in haar ‘moederrol’. Daar waar Joske tot voor kort een puberende poes was die niets liever deed dan achter alles dat bewoog aanzitten wijdt ze zich nu zeer toegewijd aan haar nieuwe taken. Als een volleerde moeder voedt ze haar kroost en zorgt ze ervoor dat hen niks tekort komt.
Grappig is wel dat, als Finn om een of andere reden huilt, ze nu binnen de drie tellen uit haar doos/mand springt om te zien wat er aan de hand is.
Deze morgen had voor Finn niets bijzonders. Zoals altijd werd hij goedgezind wakker, ongedurig om uit zijn bedje te mogen. Dat er een cadeautje in plaats van een boterham klaarstond op tafel ontging hem. Maar voor mij was deze morgen wel heel speciaal. Een jaar geleden reden we in alle vroegte naar het ziekenhuis en kon ik Finn kort na de middag eindelijk in mijn armen sluiten. Nauwelijks te geloven dat die rustige en tevreden baby nu een zelfverzekerde en goedlachse peuter is die nieuwsgierig zijn wereld rondkruipt en tegemoet stapt.
En net vandaag hebben we weer nieuw leven in huis. Geert had ons Joske rond zeven uur binnengelaten en was naar het werk vertrokken. Om kwart voor acht trof ik ze in de living aan met twee kleintjes, het jongste net geboren. Intussen ligt ze te spinnen met vier gulzig drinkende poesjes op haar buik. De verliefde en trotse blik die ze me toewerpt telkens als ik een kijkje kom nemen is heel herkenbaar. Daarnet mocht ik ze eens grondig bekijken en, toeval o toeval, ze heeft 2 meisjes en 2 jongens. Wij hadden daar bijna acht jaar voor nodig!
Vorig jaar was ik hoogzwanger tijdens de eerste mooie zomerdagen. We wachtten vol spanning af. Dit jaar is Joske aan de beurt. Ja, onze jongste poes wordt mama. Hoeveel het er zullen zijn valt nog af te wachten. Ik gok op drie, heel erg dik is ze – voorlopig – nog niet. En als ik goed kan rekenen heeft ze maar twee weken meer te gaan. Wanneer ze krols was, daar viel niet naast te kijken en als ik daar negen weken bij tel is de bevalling voorzien voor begin juni. Maar ’t is natuurlijk haar eerste – en ook laatste! – zwangerschap, dus ze kan misschien overtijd gaan. Of gaat dat bij poezen niet zo?
In ieder geval is ze mooi zwanger, onze Jos. Niet te dik, ze waggelt maar een heel klein beetje en ze heeft er precies weinig last van, zelfs niet op warme dagen als vandaag. Maar ze is dan ook nog jong, heel jong eigenlijk. ’t heeft meer iets van een tienerzwangerschap, want Joske is zelf geboren in augustus. Ze laten er duidelijk geen gras over groeien, die poezen. Sinds gisteren voelen wij de kleintjes ook bewegen in haar buik. Met spanning tellen de kinderen af tot begin juni, net zoals vorig jaar. Wij houden u op de hoogte.
Nu de lenteschoonmaak achter de rug is en de tuin ook terug toonbaar is werd het hoog tijd dat ook die ander wildgroei aan banden werd gelegd. In de loop der jaren werd de om-de-andere-dag scheerbeurt een wekelijkse beurt en naarmate de haarlijn terugschreed werd de kinbegroeiing iets voller. Af en toe werd het geduld van Marijke eens op de proef gesteld. Maar nu was de versheidsdatum wel al een hele tijd verstreken. Ik kon me nog wegsteken achter de meisjes die vonden dat die baard mocht blijven, misschien werd ik tegen december dan wel sinterklaas (ze moesten eens weten).
Maar zie hier de toestand na (15u. 20) en voor (15u. 04).
En neen, ik vraag jullie mening niet, jullie reageren toch nooit!
Vorige week zei hij nog aarzelend ‘p’ als hij de poes zag – het kon nog toeval zijn of aan mijn verbeeldingskracht liggen – deze week zegt hij duidelijk ‘poe’. Deze morgen gebruikte hij het ook voor paard en koe, maar alla, een goed woord moet nu eenmaal deftig geoefend worden. Daarmee is de kop eraf, zijn eerste woord gaat naar Joske en niet naar zijn mama of papa. Hoe schattig moet dat beestje wel niet zijn?
De afspraak bij de dierenarts lag al vast. Dinsdagavond zou Joske onder het mes gaan en vanaf dan zouden alle buurtkaters nutteloos onze tuin frequenteren. Jos zou veilig zijn voor al hun avances en wij hoefden niet te vrezen dat ze met ‘een pakske’ naar huis zou komen.
Maar gisteren lag ze genietend naast mij, op een kussentje in de zon, en ik zag de kater van de buren voorbijkomen. Plots bedacht ik dat die combinatie wel bijzonder mooie poesjes zou opleveren. En ik herinnerde mij hoe leuk en spannend ik het als kind vond als onze poes kleintjes kreeg. De twijfel sloeg toe.
Ik belde de dierenarts en kreeg de immer sympathieke N., zijn vrouw/secretaresse/helpende hand, aan de lijn. Zij vertelde me dat het voor de poes zelf eigenlijk beter is als ze jongen op de wereld zet voor de ingreep plaatsvindt, dat ze dan zeker volwassen genoeg is. Meer had ik echt niet nodig.