dinsdag, 23 augustus, 2011
Ruim twee weken geleden vertelde ik terloops aan een vriendin dat Finn het potje in de badkamer compleet negeerde en er dus blijkbaar nog niet klaar voor was. Met zijn twee jaar en twee maanden hoefde het natuurlijk ook nog helemaal niet, ook al waren de drie oudsten rond deze tijd zindelijk.
Op weg naar huis bedacht ik dat ik het misschien ook niet echt aantrekkelijk gemaakt had voor hem, zo boven in de badkamer. De volgende dag haalde ik dus een reservepotje van de zolder en plaatste dat zonder er verder veel woorden aan vuil te maken in het toilet beneden. Tot mijn verbazing wou Finn erop gaan zitten. En er weer af. En er weer op, wel zo’n vijf keer. Toen ging de telefoon en terwijl ik aan het telefoneren was zag ik hem nog enkele keren erop en eraf gaan, tot hij plots trots zei ‘pipi daan’. En ja hoor, hij had door waarvoor het diende.
Deze aanzet mocht ik niet voorbij laten gaan, dus de luier werd uitgelaten en een stapel reservebroekjes werden uit de kast gehaald. De rest van de dag ging het supergoed, haast niet te geloven. Maar de dag erna had hij de ene natte broek na de andere. Waren we te hard van stapel gelopen? Dag drie was er één met wisselend succes, maar sindsdien zijn ongelukjes zeer schaars en mogen we fier stellen dat Finn zindelijk is. Zelfs ’s nachts en tijdens zijn slaapje is hij meestal droog.
Een deel van de luiers is uitgedeeld, een deel blijft voorlopig in de kast voor onvoorziene omstandigheden en eentje ging op zolder in een doos, samen met wat kinderkleertjes waar ik geen afscheid kan van nemen. Want ook nostalgie is mij niet vreemd, zelfs niet bij zoiets alledaags als luiers. Zo kunnen de kinderen zich over pakweg 25 jaar vrolijk maken over die grappige luiers die zij gedragen hebben. En voor wie het zich afvraagt, het ‘herbruikbare luiersproject’ was een succesverhaal. Geen seconde spijt van gehad, behalve dat het iets meer tijd in beslag neemt zie ik alleen maar voordelen. Vandaar dat het ook met wat gemengde gevoelens is dat ik ze doorgeef, want het einde van het luiertijdperk betekent natuurlijk ook ons laatste ‘kleintje’ niet echt zo klein meer is.
dinsdag, 21 juni, 2011
Ik schreef in mijn vorige blogpost dat Finn me soms een stapje voor is en me daardoor regelmatig ‘verrast’. Dat laatste mag letterlijk genomen worden.
Gisteren was ik druk bezig in de keuken terwijl Finn zijn middagdutje deed. Ik hoorde wat geluid over de babyfoon, maar aangezien hij soms wat in zijn slaap praat en dan verder dut, maakte ik niet direct aanstalten om naar boven te gaan. Even later was het weer stil. Tot ik plots ‘mama?’ hoorde en me realiseerde dat die stem niet uit de babyfoon kwam. Ik ging naar de living en wie stond daar, in luier en met knuffeltje in de hand? Juist ja, onze Finn. Het lijkt grappig [en dat was het natuurlijk ook, maar ik heb echt mijn best gedaan om hem dat niet te tonen], ware het niet dat dit betekent dat hij zelf zijn trappelzak uitgedaan heeft, uit zijn spijlenbed gekropen is en vier trappen naar beneden gestapt is, waaronder één steil, gevaarlijk deel.
Ik heb dus zeer kordaat gezegd dat hij dat niet meer mag doen en mij moet roepen als hij wil opstaan. ‘k Ben eens benieuwd, maar ‘k zou er zelf niet veel op verwedden.
vrijdag, 3 juni, 2011
Woensdag wordt Finn twee jaar. Een zeer plezante leeftijd. Hij is al vrij zelfstandig, tatert erop los, aapt ons na en geeft knuffels als een volleerde charmeur. Maar ook een moeilijke leeftijd. Hij weet wat hij wil en vooral wat niet. Hij klautert zonder gène op kasten, op het aanrecht, op tafel, niets is nog veilig. Hij neemt zelf zijn favoriete ‘yough’ uit de koelkast, soms met alle gevolgen van dien. Hij kruipt op mijn fiets als hij wil gaan fietsen. Zelfs de voordeur moet op slot, of hij zou alleen vertrekken naar de winkel. Soms voel ik me zoals in een klas met dertig leerlingen: ogen en oren tekort! Als het stil is, ga ik best snel kijken. Al moet ik zeggen dat er tot nog toe geen ongelukken gebeurd zijn, wellicht omdat ik er iedere dag bij ben en hem dus ook door en door ken. Al is hij me vaak wel een stapje voor en ben ik soms verrast over wat hij nu weer bijgeleerd heeft [lees: waar hij nu alweer op kan].
Dus ja, soms ben ik blij dat hij nog een dikke twee uur per dag slaapt en hij me even rust gunt. En gaan slapen doet hij nog steeds met plezier, al was het maar omdat hij zo geniet van ons momentje ‘dodo doen’. ‘Dodo doen’ is ‘Finns’ voor samen op het grote bed dicht bij elkaar liggen en een boekje lezen. En dan als een baby’tje naar je bedje gedragen worden, slaapritueeltjes kunnen toch zo fijn zijn.
Onlangs vertelde oma nog eens hoe Geert als kind de wieltjes van de auto’s beet waar zijn broer voordien zo’n zorg voor gedragen had. Finns reputatie als brokkenpiloot is dus gewoon genetisch bepaald. Dat belooft natuurlijk voor later. Al moet ik zeggen dat Geert dat vandalistisch trekje toch grotendeels kwijt is, gelukkig. Maar ik heb al vaak gedacht dat het goed is dat Finn de hekkensluiter is, want alleen wat echt robuust en duurzaam is zal nog op zolder belanden voor de kleinkinderen.
Met Finns verjaardag start een heuse feestweek. De dag erna feestje voor Lena in de klas, feest met de opa’s en oma’s voor Lena en Finn, vaderdag, verjaardagsfeest voor Lena’s vriendinnetjes. Voorlopig heeft onze bijna-tweejarige nog geen benul van verjaardagen en krijg ik van hem nog geen lijstje van wat ik allemaal moet/mag bakken en klaarmaken. Mijn oventje zal draaien!
woensdag, 11 mei, 2011
Marthe is net terug van drie dagen boerderijklassen. Daar waar Cas nog naar bachten de kuppe trok voor zijn bosklas was het bij Marthe wat bescheidener. Zij trokken te voet naar de vierhoekhoeve in Gijzenzele, een volle 3,4 km van de leefschool. Ik wandelde mee als begeleider en om daar ter plekke de bedjes op te maken.
Aangezien Marijke ons had gedropt op school en daarna met Finn terug naar Scheldewindeke was gereden was ik aangewezen op mijn onderste ledematen om terug thuis te geraken. Een tochtje van een kleine 7 km langs stoffige landwegen, een spoorwegbedding en een overstromingsgebied. Het was toen ik m’n dagelijkse spoorlijn volgde dat ik plots tussen de 2 sporen een gepiep hoorde. Ik merkte een klein pluizig wezentje op dat struikelde over z’n veel te grote zwemvliespoten en dito keien tussen de dwarsliggers. Zonder zich te verzetten liet hij zich door mij optillen. Ik spitste de oren om de moeder te kunnen lokaliseren, maar hoe ik ook luisterde, er was nergens een mama te bespeuren. Er was daar in de directe omgeving ook geen poel of gracht, dus besloot ik m’n metgezel dan maar mee te nemen naar huis. Ik sloot het beestje in m’n handen die ik tot een nestje had gevouwen. Dat was precies wel naar de zin van Alfred, want algauw zat hij te knikkebollen en vielen z’n oogjes dicht. Nog even werd hij opgeschrikt toen een fazantenmama zich, met veel gevoel voor dramatiek, als een gewond dier voor m’n voeten wierp om zo de aandacht van haar jong, dat snel het hazenpad koos in het dichte struikgewas, af te wenden.
Toen ik de serre binnenkwam zat Finn een van z’n tractors te demonteren. ‘Papa’ klonk het, onmiddellijk gevolgd door een opgewonden ‘eenje‘. Het eendje, of correcter, het gansje, liet zich gewillig inspecteren door onze avonturier terwijl Marijke alvast een kartonnen doos ging halen. Het diertje werd op de kast gezet, kreeg een bakje water en een bewaker, want Finn kon niet snel genoeg de trip trap tegen de kast schuiven om zo een goed zicht te hebben over het diertje. ‘Kaka’ klonk het plots en daarna ‘nog kaka’.






Er moest natuurlijk wel een oplossing gevonden worden voor het diertje. Naar Marijkes thuis, bij de kippen, of aan de beekkant. Naar school bij de kippen. In de tuin, maar met onze poezen in de buurt was dat geen goed idee. Dan toch maar de telefoongids erbij gehaald en het nummer van het Vogelopvangcentrum in Merelbeke opgezocht. ‘Ah, bij ons binnenbrengen, hé’ was het ietwat laconieke antwoord op de vraag wat de beste oplossing zou zijn voor het diertje.
Alfred verhuisde van een open naar een, tijdelijke, gesloten instelling [van de doos op de kast naar een met flapjes afgesloten kartonnen doos voor in de auto] maar werd korte tijd later ‘vrij’ gelaten bij een hoop van zijn soortgenoten die hetzelfde lot beschoren waren. Wanneer hij een fiere gans zal zijn wordt hij vrijgelaten en daar worden wij dan per mail van op de hoogte gebracht. Het Belgisch gerecht kan hier nog wat van leren zou je zo denken.
woensdag, 27 april, 2011
Deze namiddag ging ik even de gestreken was boven leggen. Finn was mooi aan het spelen en als hij mij nodig heeft roept hij wel, zo weet ik uit ervaring. De andere kinderen speelden buiten en hielden dus ook een oogje in het zeil. Of niet, zo bleek.
Terug beneden, kwam Finn mij in de keuken tegemoet, met in de ene hand een kleine courgette en in de andere het botervlootje, zonder dekseltje. Hij had die vakkundig uit de frigo gehaald [was die wel vergeten dichtdoen, maar goed, alle begin is moeilijk] en was nu boter aan het eten met behulp van die courgette. Sabbelend op het steeltje, vroeg hij “da?”, alsof hij wou weten of zijn eerste culinair feit een geslaagde combinatie opleverde. Ik vrees dat we nog een lange weg te gaan hebben.
vrijdag, 11 maart, 2011
Het was een heerlijk lentedag vandaag, zo een waaraan een buitenkind als Finn zijn hart kan ophalen. Hij struinde welgezind door de tuin, at nootjes met zijn broer, reed op de driewieler en schoof met R. en Cas van de glijbaan. Toen hij in de garage begon te rommelen, gaf ik hem zijn kleine kruiwagen, vulde die met wat poezenbrokjes en stuurde hem met de boodschap “geef de poes maar eten” op pad.
Vorige zomer heeft hij [zoals de meeste kinderen, vermoed ik] wel eens geproefd van die brokjes en in al mijn naïeviteit dacht ik dat dat volstond als ervaringsgerichte les. Niet dus.
Ik vond hem vandaag terug achter het tuinhuis terwijl hij met veel smaak een handvol poezenbrokjes naar binnen werkte. Wanneer ik hem erop wees dat hij toch geen poes is, kreeg ik alleen ‘miauw, miauw’ als antwoord, waarop hij vrolijk wegliep en nog snel een extra brokje in zijn mond stak. Een gat in de markt?
woensdag, 16 februari, 2011
Blijgezind stapt hij door de dag. Het begint al bij de autorit naar school. Zoals veel jongens is hij verzot op vrachtwagens, kranen en tractoren. Hem hoor je dus niet klagen over de wegenwerken die al maanden aanslepen in het dorp. Vol enthousiasme roept hij iedere morgen vanuit de autostoel: “vawa” [Fins voor vrachtwagen] of “kraan”. Er zijn er weinig die hem ontgaan, het geluid is vaak al genoeg om de pavlovreactie in gang te zetten.
En dan het volgende hoogtepunt van de dag: de kippen van de leefschool. Hij roept al van ver “pikken, pikken”, gaat naar het hek en valt in bewondering op zijn knieën om ze goed te kunnen bekijken. De kippen lijken wel met blij deze welgemeende interesse van onze zoon. Voor de kinderen op school zijn ze niet zo bijzonders meer, maar Finn zit nog in de fase dat zelfs een steentje op de weg aandachtig bekeken en bevoeld moet worden. Soms is dat oponthoud lastig, maar vaak vind ik het gewoon schattig. Ik probeer het te zien als het ideale moment om ook wat meer aandacht te hebben voor alles om me heen. Niet zo evident in onze jachtige tijd.
Na zijn kort rendez-vous met de kippen springt hij op en roept geestdriftig “Bea, Bea, Bea!”. Eigenlijk blijft hij “Bea” zeggen tot we het zebrapad aan school oversteken en richting natuurwinkel stappen. Daar moet hij zijn aandacht verdelen over de tractor die in het speelhoekje staat en het koekje dat hij steevast van Bea krijgt.Wat een teleurstelling op Bea’s sluitingsdag of als mama niets nodig heeft.
En dan de terugweg. Maanden reden we tussen de velden door naar huis omdat onze straat openlag. Eigenlijk was dat wel leuk, want we zagen koeien en paarden, en ook die konden op Finns goedkeuring rekenen. Tot plots een stuk opnieuw berijdbaar is en een andere omweg gevolgd mag worden. Grote consternatie op de achterbank. Wild zwaaiend, luid roepend: “da, da, da!”. Hij dacht wellicht dat ik dement aan het worden was en de weg naar huis niet meer kende. Grappig hoe peuters zo aan routine hechten.
Wat ook opvalt is hoe kleine gebeurtenissen een grote indruk kunnen nalaten. ’s Avonds in zijn bed wordt het woordje “pot” [kapot] vaak herhaald. Hoe zou dat nu komen, vraag ik me af. Net als zijn vader destijds [de verhalen over zijn gesneuvelde fietsen komen regelmatig ter sprake bij familiefeesten] heeft Finn behoorlijk wat ‘malchance’ met de dingen rondom hem. Auto’s verliezen zomaar wieltjes, boeken zijn plots gescheurd, het bad vertoont zomaar ineens sporen van een niet zo zacht contact met een metalen voorwerp, speelgoed ‘desintegreert’ ter plekke,… Enkel speelgoed dat de Finn-test doorstaat kunnen we echt degelijk noemen en tot onze grote verbazing is dat niet zo heel erg veel. Al een geluk dat hij de laatste in rij is, onze kleine vandaal. De zorgzaamheid die de anderen aan de dag legden, zit er bij hem blijkbaar niet in. Ja, er is nog werk aan de winkel, maar met zo’n grappige snoet kom je met veel weg, natuurlijk.
zaterdag, 11 december, 2010
Sinds enkele dagen slaapt Finn door. Jawel, niet alle baby’s slapen door vanaf 10 weken [Cas] of vanaf 3 maanden [Marthe]. Nee, sommigen blijven wakker worden voor een slokje water of zijn verknocht aan hun flesje melk. Finn werd meestal rond 11 uur wakker voor een klein flesje melk. Na drie minuten drinken draaide hij zich om en sliep hij verder, dus lastig was dat kleine intermezzo allerminst.
Nu, enkele dagen nadat hij 18 maanden werd, heeft hij als het ware door dat hij daar toch wat te groot voor wordt. Of heeft het ermee te maken dat hij soms ’s namiddags niet meer slaapt? Tot voor kort sliep hij nog altijd twee keer per dag – een luxe die we bij onze andere kinderen niet kenden. Maar nu doet hij meestal een dutje van 9 tot 11 of 12 uur en dan blijft hij wakker tot na het avondeten. Dan zwaait hij blijgezind naar iedereen om zich heen, vraagt zijn ‘me’ [melk] en met z’n tuutje en zijn onafscheidelijk konijn is hij in 1-2-3 in dromenland. Daarin spant hij dan weer wel de kroon. Geen gedoe, geen resem slaapliedjes om hem rustig te krijgen, nee, zijn slaapmobiel speelt het gekende deuntje, een kus, een aaike en klaar. Tot hij 12 uur later weer fris en monter is, klaar voor een nieuwe dag vol avontuur…
maandag, 22 november, 2010
Cas en Lena speelden met Finn en zagen elkaar duidelijk als concurrent. Finn wou ondertussen iets duidelijk maken en zei ‘die, die’ (of zijn variant ‘da, da’). Het zoeken naar de juiste vertaling begon. Lena gaf hem iets, Cas kwam met iets anders aandraven. De discussie begon over wie hem het best begrepen had en ik hoor Cas heel kordaat zeggen: “Nee, Lena, dat is het niet, ik kan het beste Fins.” Dat belooft, een linguïst in spe in huis.
donderdag, 28 oktober, 2010
Binnenkort wordt Finn 17 maanden. Jawel, u leest het goed, 17 maanden. Bijna anderhalf jaar al mogen we genieten van ons guitig baaske. En genieten doen we echt, van deze laatste keer een peuter in huis. Niet dat het altijd even gemakkelijk is. Nadat ik hem voor de zoveelste keer uit de keukenkast haal, van de tafel pluk of de poes uit zijn wurggreep moet bevrijden, is ook mijn geduld soms op. Dan ben ik blij dat hij een dutje wil doen en ik even rust heb. Maar daar tegenover staat dat we voor de vierde keer mogen meemaken hoe interessant de evolutie van zo’n peuter is. Ook al beperkt zijn actieve woordenschat zich tot een twintigtal woorden, hij begrijpt zoveel meer. Wanneer hij moe is en ik vraag of hij wil gaan slapen, gaat hij spontaan naar de deur van de gang. Als dat niet gemakkelijk is! En dan moet ik snel zijn, want anders wordt hij ongedurig en denkt hij dat ik niet snap wat hij wil zeggen. Maar we begrijpen elkaar doorgaans zeer goed, mijn zoon en ik, al was het maar omdat we de hele dag samen zijn.
Hij houdt van ritme en regelmaat en weet vaak al vooraf wat er komen gaat. Wanneer we naar school rijden begint hij al voordat hij de wei met paarden kan zien, enthousiast ‘paa’ te roepen in zijn autostoel. Natuurlijk wijst hij ook de koeien aan met ‘paa’, maar dat is geheel volgens de regels van de taalontwikkeling. Zijn de weilanden leeg dan zegt hij laconiek ‘neeh’ (x 35 dan), misschien om mij te laten weten dat er niets te zien is en ik gerust op de weg kan letten.
Maar wat vooral opvalt aan onze kleine deugeniet is zijn vrolijkheid en zijn energie. Vol enthousiasme banjert hij door het huis, babbelend en brabbelend, van het ene stuk speelgoed naar het andere interessante object – liefst géén speelgoed, liefst iets kleins om mee te prutsen en liefst iets gevaarlijks. En dat hij gevaarlijk en roekeloos kan zijn, heeft hij gisteren eens te meer bewezen. Of nee, eigenlijk was het gewoon een stom ongeluk. Hij liep met zijn speelgoedtelefoon in de hand van de serre naar de keuken, struikelde over de mat en kwam met zijn voorhoofd keihard tegen het stenen opstapje terecht. Hij stond recht en huilde hard, dus ik was niet direct in staat van paniek, tot Lena naar hem toeliep en gilde: “bloed, mama, Finn bloedt!!”
Een snee tot op zijn bot, wel vier centimeter lang, over zijn voorhoofd – Frankenstein was er niets bij. En dan ging alles in een stroomversnelling: zakdoekjes om het bloed te stelpen, kalmte bewaren, de andere kinderen sussen en geruststellen en de dokter bellen. Gelukkig woont die vlakbij, maar hij wou er zich niet aan wagen – te diep en op een plaats waar het wel zeer belangrijk is dat het mooi gehecht wordt. Dus moesten we even later toch nog naar de spoedafdeling, alwaar we snel en zeer correct geholpen werden. Gelukkig kon het gelijmd worden en Finn verbaasde dokter en verpleger door zijn kalmte. Welwillend onderging hij de hele procedure. Gelukkig mocht hij even later naar zijn eigen bedje en hoefden we niet ter observatie in het ziekenhuis te blijven. We kwamen er dus al bij al zeer goed vanaf. En vandaag liep hij alweer even roekeloos rond te banjeren, zich van geen gevaren bewust.